Dag 111 Sarria – Portomarín, 23 km, totaal 2340 km
Het is druk op de Camino. Hele busladingen Spanjaarden zijn in Sarria aangekomen om ruim honderd kilometer naar Santiago te wandelen. Hun schoenen zijn nog brandschoon, ze hebben er zin in en kijken verwachtingsvol de fotocamera in.
We lopen over landelijk terrein. Twee pelgrims uit Liverpool, die we onderweg tegenkomen, vinden dat Galicië op Engeland lijkt, met de Keltische cultuur en geschiedenis, de heuvels en de weilanden met stenen muurtjes.
Ze voelen zich helemaal thuis. Zelfs het weer was de afgelopen dagen op z’n Engels: ‘It’s raining cats and dogs.’ Gelukkig houden we het nu de hele dag droog.
Vandaag, op 1 november, wordt in Spanje ‘Día de todos los Santos’ gevierd, ofwel Allerheiligen. Het is een nationale vrije dag waarop families bloemen op de graven van overleden dierbaren leggen, om hen te eren.
We bereiken weer een mijlpaal: Santiago is op precies 100 kilometer afstand. Dit heuglijke feit moet natuurlijk worden vastgelegd.
We overnachten vandaag in Portomarín, een dorp dat in de jaren zestig helemaal verplaatst is. Vroeger was het een dorpje met een oude pelgrimsbrug over de Rio Miño. Er werd besloten om de rivier in te dammen en zo een stuwmeer te creëren, precies op de plek waar het dorp lag.
Omdat Portomarín zou overstromen, is het op een veilige plek op een heuvel herbouwd. Belangrijke historische gebouwen zijn steen voor steen afgebroken, genummerd en opnieuw opgebouwd. Vanaf de nieuwe brug zien we wat restanten van het oude dorp in het water liggen. Ook de vroegere pelgrimsbrug is nog zichtbaar, diep onder de nieuwe brug.