Dag 76 Saint-Jean-Pied-de-Port – Orisson, 8 km, totaal 1643 km
Saint-Jean-Pied-de-Port is voor veel pelgrims de start van hun tocht naar Santiago de Compostella. Ze komen uit de hele wereld hier naartoe, van Korea tot Canada en van Australië tot Brazilië. Op onze kamer vinden we een dikke envelop met uitgebreide reisschema’s, die door een vorige gast is achtergelaten. Dan is het toch een stuk eenvoudiger om helemaal te voet naar deze plek te komen.
Als we ‘s ochtends onze wandelschoenen aantrekken, ontmoeten we een Nederlandse vrouw. Ze is gisteravond met de trein aangekomen en heeft nog niks van het stadje gezien. Vandaag loopt ze meteen door naar Roncesvalles, zo’n 26 kilometer de Pyreneeën over. Ze vraagt ons welke kant ze op moet en vertelt dat ze heel zenuwachtig is. We proberen haar gerust te stellen, geven haar wat tips en wensen haar een mooie tocht. De spanning is groot bij veel mensen, merken we. Ze hebben ver gereisd om hier naartoe te komen en nu moet het allemaal gebeuren.
Wij doen het vanochtend rustig aan, want we overnachten straks in een herberg die maar acht kilometer bergopwaarts ligt. Eerst willen we nog wat sfeer proeven in deze pleisterplaats voor pelgrims. We slenteren door de hoofdstraat, met zijn restaurants, herbergen en winkeltjes met alle benodigdheden voor wandelaars, en verlaten het stadje via de poort onder de klokkentoren.
Het regent pijpenstelen, dus onze regencapes zijn geen overbodige luxe als we de route Napoleon oplopen. Bagagebusjes en taxi’s rijden af en aan om rugzakken en luie pelgrims naar boven te brengen. Na een paar kilometer komt een gehaaste vrouw de berg aflopen. Ze vraagt of we haar regenjas hebben gevonden, die ze onderweg is kwijtgeraakt. Helaas hebben wij geen regenjas gezien zonder pelgrim erin.
Ergens halverwege de route zie ik een pasje op de grond liggen. Het is een creditcard met een Italiaanse naam erop, waarschijnlijk net door iemand verloren. Hopelijk vinden we de eigenaar ergens onderweg.
Bij een rustplaats voor pelgrims vraagt Dolph of er Italianen aanwezig zijn. Die zijn daar niet, maar zojuist zijn er wel Italianen voorbijgekomen. Ik geef Dolph de creditcard en hij loopt als een speer naar boven. Een eindje verderop tref ik hem aan met een oudere, Italiaanse vrouw, die helemaal in tranen is. Ze is zo blij dat we haar creditcard hebben gevonden, die ze overigens nog niet eens gemist had. We worden allebei beloond met een dikke knuffel.
De laatste kilometers naar Refuge Orisson lopen we letterlijk met ons hoofd in de wolken. Als we arriveren, is het een drukte van belang met verregende pelgrims die hier een koffiepauze nemen. De meesten lopen daarna door naar Roncesvalles en worden nagekeken door Santiago. Voorlopig is de rust wedergekeerd.