Dag 17 Taizy – Reims, 40 km, totaal 388 km
We mochten gisteravond mee-eten met Veronique. Ze had een smakelijke linzenschotel gemaakt en ze opende een fles heerlijke rode wijn uit 2006. Na de maaltijd kwam ze met een kaasplank uit de keuken, met zes lokale kaasjes. Om het feest compleet te maken kregen we ook nog een stuk zelfgebakken abrikozentaart.
Tijdens het ontbijt willen we betalen voor het diner van afgelopen avond. “Nee hoor, het is een cadeau,” zegt ze in het Frans. “Jullie moeten nog zo ver wandelen en ik heb genoten van jullie gezelschap.” “Merci beaucoup, Veronique!”
We lopen eindeloos over karrensporen langs kale akkers. In het dorpje Saint-Loup en Champagne worden we nageroepen door een oudere dame. Of we koffie willen. Die kans laten we niet voorbijgaan. We worden hartelijk ontvangen in het kleine huisje van Sofia. Ze komt uit Polen en woont al 53 jaar in Frankrijk. Haar familie woont 20 kilometer van de Oekraïense grens. Haar gezicht betrekt als ze over de oorlog met Rusland begint. Ze vindt het verschrikkelijk wat er allemaal gebeurt. Plotseling loopt ze naar een kast en ze komt terug met een blij gezicht, een weckfles en twee borrelglaasjes. We moeten haar ingemaakte kersen proeven. Paus Johannes Paulus II aanschouwt het tafereel vanaf een foto aan de muur. Ik ontwaar een vleugje alcohol in de kersen, maar gelukkig hebben we er geen last van als we even later verder lopen. “Merci beaucoup, Sofia!”
Weer wandelen we kilometers over stoffige paden in de verzengende hitte. Eindelijk komen we een paar bomen tegen. Dolph is alvast in het gras in de schaduw gaan zitten. Pal voor zijn neus stopt een auto. Dolph kijkt geïrriteerd op. Waarom moet die vent nu precies hier parkeren? Tot zijn verrassing geeft de bestuurder hem een fles S.Pellegrino bruisend water, zomaar uit het niets. “Merci beaucoup, monsieur!”
Op 9 kilometer afstand zien we de twee torens van de Notre Dame van Reims al boven het landschap uitsteken. De laatste kilometers zijn zwaar, omdat we weer in de hete zon lopen. Aan de rand van Reims zien we eindelijk een schaduwplek. We gaan languit in het gras liggen. Ineens komt er een man in een geel hesje op ons aflopen. Worden we weggestuurd? Niks is minder waar. Hij wil ons koud water aanbieden. De man blijkt een seizoensarbeider uit Denemarken te zijn. Hij woont tijdelijk in een loods aan de overkant van de weg. Met een tuinslang spuit hij onze waterflessen vol. Hij plukt ook nog een paar tomaten uit zijn moestuin voor onderweg. “Merci beaucoup, monsieur!”
Helemaal uitgeteld arriveren we 40 kilometer verder bij de prachtige kathedraal van Reims. De hartelijkheid van de mensen die we vandaag zijn tegenkomen heeft ons door de lange, hete wandeldag heen geholpen.