Dag 118 Padrón – Caldas de Reis, 19 km, totaal 2480 km

“Zullen we eens tellen hoeveel pelgrims we vandaag tegenkomen?” We verwachten er niet veel, want het seizoen loopt ten einde. Veel herbergen en barretjes zijn gesloten en de meeste wandelaars zijn huiswaarts gekeerd, denken we.

We lopen door een bos en passeren in de vroege ochtend een enkele stevige doorstapper.

Later in de ochtend wordt het wat drukker en komen we ook groepjes pelgrims tegen. “Twaalf, zestien, negentien, drieëntwintig…”

Vier Spaanse peregrinos vragen of ik een foto van ze wil maken bij een beeld van een wandelaar op een sokkel. Dat doet deze wandelaar natuurlijk met alle plezier. “Zevenentwintig…”, tellen we verder.

Tot onze verrassing is er een barretje open, waar we een kop koffie drinken. Er zitten nog vijf pelgrims uit te rusten. Tellen die ook mee? “Ja, tweeëndertig…”

We komen een sportieve vrouw tegen, die vraagt waar we naartoe lopen. “Naar Fátima.” Daar komt zij net vandaan, vertelt ze enthousiast. Volgens haar is het een prachtige route. Ik vraag hoe lang ze onderweg is. Ruim een week, is het verrassende antwoord. Ze loopt zeker vijftig kilometer per dag! “Drieëndertig…”

Als we een weg willen oversteken, staat er een pantservoertuig met twee bewapende militairen. Wat zou er aan de hand zijn? Een eindje verderop komen meer dan honderd soldaten ons tegemoet lopen, zwaar bepakt en met een wapen in de hand.

Ze zijn bezig met een tweedaagse mars over de Camino. Tellen die ook mee? Nee, twee dagen is te kort.

Als we in Caldas de Reis aankomen, zijn we de tel al lang kwijt. We zitten uitgeteld met onze voeten in de ‘lavadero termal’, een bron met geneeskrachtig warm water.

Er komt een straatveegster met een vuilniskarretje aan. Ze haalt twee geleegde vuilnisbakken van haar karretje en spoelt ze ongegeneerd schoon in het bassin. Ineens is het pootjebaden een stuk minder aantrekkelijk.