Dag 122 Fontoura – Ponte de Lima, 28 km, totaal 2597 km

Het is een mooie, ‘maar een beetje een domme’ dag. De eerste zonnestralen schijnen door de bomen op de Romeinse, stenen weg. Heel geleidelijk klimmen we van het dorpje Fontoura, op 100 meter hoogte, naar een plateau op 400 meter. In het dal horen we de kerkklok acht uur slaan.

We wandelen door kleine dorpjes en drinken koffie in een bar annex supermarkt. Daar smullen we van onze eerste ‘pastel de nata’ op onze reis.

Dit custardgebakje is aan het begin van de negentiende eeuw bedacht door de monniken van Belém. Het is nog steeds zeer populair onder toeristen en de lokale bevolking. Hopelijk wordt deze heerlijkheid dagelijkse kost voor ons in Portugal.

Als we vertrekken, komt de eigenaresse van het etablissement achter ons aanrennen. “Santiago is de andere kant op!” roept ze, maar dan in het Portugees. “Não, não, Fátima, obrigado”, reageren wij in ons beste Portugees.

De afdaling gaat steil naar beneden, over een rotsig pad. Ik glij uit en verlies mijn evenwicht. Daar lig ik op de grond. Gelukkig heb ik nergens pijn en blijft het leed beperkt tot een scheur in mijn broek.

Als we toch nog veilig zijn afgedaald, lopen we langs een terras waar een groepje pelgrims zit te wachten tot het café opengaat. We raken aan de praat met drie Engelse jongens die in Porto werken en vijf Italianen. Als de deur eindelijk wordt geopend, bestellen de jongens tien Superbock. Volgens hen is dat het beste bier van Portugal. Een rondje voor de hele zaak!

In het kapelletje tegenover de bar vinden we een beeldje van Onze-Lieve-Vrouw van Fátima. Naast haar staan de twee herderskinderen Jacinta en Francisco, aan  wie Maria zou zijn verschenen. Lucia, het derde herderskind, staat er niet bij.

We wandelen verder richting Ponte de Lima. Als we bijna op de plek van bestemming zijn, moeten we onverwachts slootje springen. Ik neem een aanloop, spring, blijf met een voet achter een takje haken en beland met mijn rechterschoen in de sloot.

Met één natte en één droge schoen sjok ik achter Dolph aan over de Romeinse brug naar Ponte de Lima.

Aan de overkant nestelen we ons op een terras in de zon.

Het hotel ligt een kilometer buiten het oude centrum. Bij aankomst is er niemand aanwezig. Dolph belt het nummer dat op de deur staat. De eigenaresse belooft er over tien minuten te zijn. Tien minuten later komt er inderdaad een vrouw aan. Ze opent de voordeur en we lopen achter haar aan naar binnen. Zonder iets te zeggen loopt ze de trap op. Wij sjouwen er maar achteraan, vriendelijk is anders… Als ze de kamerdeur opendoet, kijkt ze ons verbaasd aan en zegt iets in het Portugees. We verstaan haar niet, maar begrijpen ineens dat zij de eigenaresse niet is. Ze is gewoon een gast, haha! Even later arriveert de echte eigenaresse en komt het allemaal toch nog goed.